Reddingsséance 18 maart 2016
G = geest & P = aanwezige
persoon uit de groep
G: Goedenavond.
P: Goedenavond.
G: (Praat heel langzaam en
moeizaam.) Mijn naam is Reinhilde. Zouden jullie mij a.u.b. willen helpen?
P: Natuurlijk willen wij u
helpen. Wilt u ons iets zeggen of vragen?
G: Mijn hoofd doet pijn. De
tumor in mijn hoofd doet pijn.
P: Wij gaan vragen of er
iemand kan komen om de pijn te verzachten.
G: Misschien kan u a.u.b. een
dokter roepen.
P: Wij gaan vragen dat iemand
u komt helpen.
G: Een dokter a.u.b.!
P: Kijk eens rondom u om te
zien of u al iemand ziet die u komt helpen. Zie je al iemand?
G: Neen, maar mijn pijn is al
wat beter.
P: Dat is goed. Ziet u
nergens een stralend wit licht in uw buurt.
G: (Zucht en kijkt rond.) Wie
is die meneer die hier (rechts) achter mij staat?
P: Kijk eens goed. Ken je hem
niet?
G: Nee.
P: Is het iemand die jou komt
helpen?
G: Ja. Het is een dokter. Hij
komt mij helpen.
P: Is de pijn nu al volledig
weg?
G: Nog niet volledig maar ik
heb al veel minder druk in mijn hoofd. Maar ik begrijp het niet goed.
P: Nee?
G: Nee. Want hoe kan mijn
pijn nu verminderen wanneer ik geen medicijnen krijg of ik niet geopereerd
wordt?
P: Vraag het eens aan de
dokter.
G: (Blijft een hele tijd stil
rechts over haar schouder kijken.) Die meneer zegt dat dit mijn lichaam niet
is.
P: Dat klopt. Er is iets met
jou gebeurd en wij zijn hier om jou te helpen.
G: Ben ik in een ander
lichaam?
P: Ja.
G: Ik begrijp het niet zo
goed. Moet ik dan verder leven met dit lichaam?
P: (Weet niet goed wat
zeggen.) Misschien moet je toch nog eens met de dokter praten of verder zoeken
naar dat stralende licht.
G: De dokter zegt dat het
niet nodig is en dat hij voor mij gaat zorgen. Hij is heel mooi en straalt veel
licht uit.
P: Wil hij dan niet dat je
met hem meegaat?
G: Jawel, maar dat wist ik
daarjuist nog niet. Hij zegt dat dit lichaam maar tijdelijk is om mij te kunnen
helpen en met jullie te kunnen praten.
P: Inderdaad.
G: En dat ik dadelijk gewoon
met hem kan meegaan. Maar dat is voor mij allemaal vreemd natuurlijk.
P: Neem gerust je tijd.
G: Goed. De dokter zegt dat
ik best nu met hem meega. Hij bedankt jullie voor jullie hulp. En ook bedankt
van mij natuurlijk. En de pijn is zo goed als volledig weg. Raar maar wel leuk.
Fijn dat ik ook al terug beter kan praten. Ik had (door de tumor) last met
praten maar dat lijkt nu ook weg te zijn. Dank u wel daarvoor.
P: Graag gedaan en misschien
tot weerziens. Daag.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
G: Goeidag.
P: Goede dag.
G: (Praat op een vreemde
manier en raakt niet goed uit zijn woorden.) Ik ben Guillaume maar sommigen
noemen mij ook Wim. Ik weet ook niet goed waar ik ben.
P: Nee?
G: Ik heb last van hele
vreemde dingen. Ik val soms in slaap en wordt dan weer ineens ergens anders
wakker en dan weet ik niet goed waar ik ben. En de mensen zijn niet altijd even
lief tegen mij maar jullie zijn precies wel vriendelijk. (Zucht.) Maar… waar
ben ik nu eigenlijk? Kan iemand mij a.u.b. zeggen waar ik nu ben?
P: Wie zie jij allemaal? Zijn
er hier mensen die jij kent?
G: Ik ken jullie niet.
P: Zie je nog andere mensen
hier ergens in de buurt staan? (Pauze.) Wie zou je graag willen terugzien als
je mocht kiezen?
G: Moemoe. Dat was een hele
lieve. Maar die kan ik niet terug zien want moemoe is dood.
P: Wel als je het eens zou
vragen of zou wensen om haar terug te mogen zien. Zou je dat niet leuk vinden?
G: Heel leuk!
P: Wens het dan eens want ik
denk dat het wel mogelijk moet zijn en kijk dan eens heel goed om je heen.
G: (Zucht.)
P: Kijk eens goed. Wie zie
je?
G: (Lacht.) Moemoe. (Vol
verbazing.) Wow. Hoe mooi. Er zijn engelen bij moemoe.
P: Mooi. Zou je dan niet naar
hen willen toegaan?
G: Als dat mag?
P: Natuurlijk. Vraag het
maar.
G: Ja. Moemoe zegt dat ik
maar ineens met haar moet meegaan.
P: Ga dan maar. Ze zal je wel
veel te vertellen hebben.
G: Moemoe zegt dat het voor
jullie misschien belangrijk is om te weten dat ik gehandicapt ‘ben’… of beter
‘was’ en dat mensen niet altijd even lief zijn geweest voor mij zoals ik ook al
in het begin heb gezegd.
P: Dat is niet leuk maar nu
zal het alleen maar beter worden. Ga nu maar.
G: Ok. Daag.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
G: Goedenavond.
P: Goedenavond.
G: (Zucht. Pauze.) Wie zijn
jullie?
P: Ken jij ons niet?
G: Nee. (Schrikt.) Ik… ik zie
mijn zuster. Dat kan niet. Nu ben ik een beetje bang.
P: Je hoeft niet bang te
zijn. Vraag hoe het komt dat jij haar mag zien.
G: (Fluistert.) Maar zij is
dood.
P: Vraag eens, aan je
engelbewaarder, hoe het komt dat je haar kan zien. Je weet toch dat iedereen
een engelbewaarder heeft?
G: (Trekt een vreemd gezicht
om aan te tonen dat hij niet in engelbewaarders gelooft.)
P: Geloof je mij niet? Als je
bang bent, kun je altijd je engelbewaarder om hulp en bescherming vragen.
G: (Gebaart naar de anderen
aan tafel dat hij denkt dat ‘P’ gek is.)
P: Ik heb in ieder geval
een engelbewaarder. Kijk maar eens rondom u. (Pauzeert.) Zie jij je zus
nog?
G: (Kijkt rondom zich en zegt
niets. Krijgt plots een mooie glimlach op zijn gezicht.) U… u hebt gelijk!
P: Ik ben blij.
G: Bij ieder van jullie staan
er 2 mensen.
P: En hoe zien die er uit?
G: Mooi.
P: En durf jij aan hen te
vragen wat er aan de hand is en waarom jij je zuster kan zien?
G: (Twijfelt.) Omdat ik ook
dood ben.
P: Ja. Je hebt nu tijdelijk
een lichaam van iemand anders om met ons te kunnen praten.
G: Cool. (Voelt aan het
lichaam van het medium.)
P: Raar hé. Maar je voelt je
precies wel goed, denk ik.
G: Nu wel. Mijn zus staat nog
te wachten. Mag ik naar haar gaan? Is dat de bedoeling?
P: Ja, dat is de bedoeling.
Mooi hé.
G: Leuk. Ik wist niet dat het
zo was.
P: Er zijn nog zieltjes die
dat niet weten en daarom komen ze bij ons terecht omdat wij hen willen helpen.
Misschien zien we elkaar nog wel eens later terug.
G: Maar die… (zoekt naar het
juiste woord), die, die men… eng…
P: Engelbewaarders?
G: Ja, zij zeggen dat u juist
iets belangrijk hebt gezegd en dat daar een les in zit voor vandaag en dat ze
daar straks op zullen terugkomen (als antwoord op iemand zijn vraag).
P: Dat is goed. Ga nu maar.
Daag.
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
G: Ik voel me duizelig. Ik
voel me duizelig. (Ademt heel zwaar.)
P: We gaan vragen of iemand
je kan komen helpen en dat je duizeligheid verdwijnt.
G: Ik heb een droge keel en
voel me duizelig.
P: Er gaat iemand komen om je
te helpen.
G: Voel me niet goed. Voel me
niet lekker.
P: We gaan ons best doen om
jou te helpen. Kijk eens goed rondom je heen of er iemand naar je toekomt.
G: Hebben jullie mij gered?
P: Ja. Kijk eens… (wordt
onderbroken)
G: Hebben jullie mij uit de
woestijn gehaald?
P: Was jij in de woestijn?
Vandaar dat je zo duizelig bent en zo’n dorst hebt waarschijnlijk?
G: Ja.
P: We gaan iemand laten komen
om jou te helpen.
G: Waar ben ik nu?
P: Zie je nog steeds niemand
die jou komt helpen.
G: (Kijkt verbaast rechts
naar beneden.) Mijn hond. Mijn hond! (Lijkt een hond te aaien.)
P: Voel jij je nu beter?
G: Hoe kan dit nu? Hoe.. Wie
zijn jullie?
P: Wij zijn mensen die
zieltjes willen helpen.
G: Kunnen jullie toveren?
P: Niet echt, nee.
G: Maar hoe… (zoekt naar zijn
woorden) Mijn hond is misschien al vijf, zes jaar geleden gestorven.
P: En nu zie jij je hond
terug. Want er is ook iets met jou gebeurd zodat jij hem nu kan terug zien. En
zie je nog steeds niemand anders.
G: Nee.
P: Kijk eens goed rondom je
heen. Zie je nergens een fel wit licht? Of een soort zonnestraal die naar jou
toekomt?
G: Ah ja. Nu wel. Ik zie een
(zoekt naar zijn woorden) oei… een djinn… een geest.
P: Hoe ziet hij eruit?
G: Mooi.
P: Mooi? Stralend?
G: Ja. De geest wil dat ik
met hem mee ga.
P: En wil jij dat ook?
G: Ja.
P: Want nu ben jij niet meer
dronken en heb je geen dorst meer.
G: (Verbaasd.) Dronken? Ik
was niet dronken.
P: Was jij niet dronken?
G: Nee.
P: Was jij niet onpasselijk
van de dorst?
G: Jawel, maar niet dronken.
P: Ah ja, dat is niet juist
uitgelegd waarschijnlijk. Ik bedoel draaierig maar daar gebruiken wij soms het
woord dronken voor. Sorry.
G: Ach zo. Ik begrijp het.
P: Dan denk ik dat je best
mee gaat met de persoon die jij nu ziet.
G: Ok. Bedankt! Goede avond
nog.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
G: (Maakt kermende geluidjes.
Zucht heel veel en zegt een lange tijd niets. Kreunt terwijl ze iets probeert
te zeggen.)
P: Zeg maar.
G: Verstaan jullie mij?
P: Ja. We verstaan u en horen
u.
G: (Lacht en is gelukkig.)
Wie zijn jullie?
P: Wij zijn mensen die jou
willen helpen. Kunnen wij jou misschien helpen?
G: Hebben jullie mij
geopereerd?
P: Was dat dan nodig?
G: (Knikt.) Ze hebben mij
helemaal… (maakt gebaren over haar gezicht) zo… gesneden, verminkt. Mijn neus
afgesneden. Mijn tong afgesneden. Mijn ogen verwijderd.
P: En toch kan jij nu terug
met ons praten.
G: Hoe is dat mogelijk.
Onvoorstelbaar.
P: Het is nu allemaal voorbij
denk ik.
G: (Lacht.) Maar hoe kan dat
nu?
P: Is er niemand in uw buurt
waar je dat aan kan vragen?
G: Nu spreekt u wartaal voor
mij. Ik zie u toch!
P: Ziet u mij?
G: Maar natuurlijk. Anders
zou ik toch niet met u praten. (Kijkt heel verward.)
P: En zie jij nog andere
mensen hier aanwezig of zie jij mij alleen?
G: Ziet u dan niet dat er
hier nog andere mensen aanwezig zijn?
P: Ja, ik zie die maar ik wou
graag weten of u die ook ziet.
G: (Totaal verward. Kijkt
naar iemand anders.) Begrijpt u wat zij wil zeggen want ik begrijp haar niet zo
goed?
P2: Wij zijn hier eigenlijk
met vijf maar zij vraagt of jij buiten ons vijf, misschien wat verder ofzo, nog
andere mensen ziet staan?
G: Ach zo. Nu begrijp ik het.
Dat was niet zo duidelijk.
P: Sorry dat ik niet zo
duidelijk was.
G: (Begint rond te kijken.)
Ja, ik zie nog andere mensen. Die zien er alleen niet hetzelfde uit als u. Zij
zien er anders uit. Zij zien er meer uit als geesten.
P: Wil jij misschien aan hen
vragen wat er juist met jou gebeurd is?
G: (Begint bijna te huilen.)
Ik zie mama. (Zucht heel diep en is even stil.) Ik begrijp het nu. Mama heeft
het mij net verteld. Maar ik vind het niet erg.
P: Nee?
G: Nee, want ik ben blij dat
ik nu terug bij mama ben.
P: Ja. Wij zijn ook blij voor
u.
G: Mama is jullie heel
dankbaar voor wat jullie hebben gedaan. Mijn naam is Ayesha en ik ben 21 jaar.
Mijn schoonfamilie heeft dat met mij gedaan. Omdat ze van mij vanaf wilden. Ik
was aan hen uitgehuwelijkt. Maar mama wou dat nooit. Jammer genoeg heeft ze dat
ook zelf met haar leven moeten bekopen. Maar ik ben blij dat we nu samen zijn.
Ik voel geen pijn meer en ik voel ook geen haat naar de mensen die dit gedaan
hebben want mama zegt dat alles nu in orde komt, dat er voor ons zal gezorgd
worden.
P: Ben jij uit de streek van
Indië?
G: Pakistan.
P: Ach zo. En nu ga je met je
mama mee naar daar waar het beter is. Wij wensen jullie het allerbeste en
misschien tot ziens.
G: Tot ziens.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
G: Goeie avond.
P: Goedenavond.
G: Mijn naam is Abdel. Ik ben
naar hier gekomen omdat ik jullie om hulp zou willen vragen. (Laat zijn hoofd
zakken alsof hij zich schaamt.) Ik heb dingen gedaan die niet zo mooi waren
maar heb daar heel veel spijt van. Ik wil gewoon… (toont met zijn lichaamstaal
dat hij zich echt wel schaamt) ik wil gewoon ook gelukkig worden.
P: We gaan om hulp vragen. Ik
denk wel dat het gaat lukken omdat je al zoveel spijt toont en hopelijk zal je
dan beter begrijpen wat er met jou gebeurd is of nog gaat gebeuren.
G: Ik weet al wat er met mij
gebeurd is. Ik heb mezelf laten opblazen. Ik heb dat gedaan omdat men mij
gezegd heeft dat ik dan in de hemel ging komen maar dat is niet waar. (Praat
heel zacht met zijn hoofd naar beneden.) Dat is helemaal niet waar!
P: Maar omdat je zoveel spijt
toont, denk ik wel dat je geholpen zult worden en dat je de hulp zult krijgen
die je nodig hebt en je alles zal vergeven worden, denk ik.
G: Maar wat moet er nu met
mama en papa gebeuren? Zij zijn zo verdrietig dat ik dit heb gedaan. Ik kan
niet met hen praten. Zij zijn altijd aan het huilen.
P: Wij gaan vragen om hen
heel veel liefde en hulp te sturen. Dat zij ook beseffen dat jij er spijt van
hebt. Dat zal hen wel helpen.
G: Zij hebben wel geld
gekregen van de meneer die mij heeft gezegd dat ik dat moest doen. Dat wel.
Maar daar zijn zij niet blij mee.
P: Dat geloof ik.
G: Waarom ben ik toch zo dom
geweest?
P: Onwetendheid, zoals zo
velen van ons. Soms dingen doen waar we nadien spijt van hebben.
G: (Zucht.) Ik ben nog maar
twaalf jaar. Ik weet nu niet hoe het verder moet maar ik heb wel heel veel
spijt van wat ik heb gedaan.
P: Zie je nog iemand anders
hier bij ons.
G: Toen ik mezelf heb laten
opblazen stonden er nog allemaal anderen bij mij in de buurt. Zij stonden te
juichen toen ik dat deed. Zij waren geen mensen, zoals jullie. Het waren
geesten. Zoals ik nu ben. Zij stonden te juichen. En ik voelde hun haat en ik
ben direct gaan lopen want ik wou hen niet meer zien en voelen. Ik ben niet
zoals hen. Ik heb geen haat. Ik heb echt spijt. Ik ben gewoon dom geweest.
Waarom heb ik dat toch gedaan. (Zucht.)
P: (Zucht ook.) Zie jij dan
niemand anders (een geest) waar je die vraag ook kan aan stellen. Dat je van
hen een duidelijker antwoord kan krijgen waarom je dat hebt gedaan?
G: Ik heb dat gewoon gedaan.
Er is geen ander antwoord voor.
P: Ja, maar dat is nu
voorbij. Je kunt alleen maar spijt hebben. Je kan dat niet meer ongedaan maken.
G: Dat zou ik wel willen!
P: Maar jouw spijt zal je wel
verder helpen. Je zult wel vergeving krijgen omdat je onwetend was.
G: Er is iemand die hier al
de hele tijd op haar knieën voor mij zit. Zij zegt dat zij is omgekomen toen ze
bij mij in de buurt op de markt stond. Zij wil mij helpen. Zij zegt dat ze niet
boos is.
P: Laat haar jou dan helpen.
G: Ze zegt dat ze ook
begrijpt dat ik bijna niet anders kon. Dat ik toch sowieso, als ik het niet had
gedaan, vermoord had geworden.
P: Dat is misschien al een
stap vooruit voor jou om te leren begrijpen waarom je het gedaan hebt.
G: Uit angst en omdat die
mensen zeiden dat het goed en juist was. En omdat ze zeiden dat mama en papa
geholpen gingen worden.
P: Ja. Dus ook je liefde voor
je mama en papa hebben er voor gezorgd dat je het deed.
G: (Zucht heel diep.) Die
mevrouw zegt dat ik vooral mezelf zal moeten leren vergeven. En dat ik Allah om
vergeving zal moeten vragen. Maar als ik dat doe, dat alles dan wel in orde
komt.
P: Ja.
G: Ze zegt bijvoorbeeld ook
dat ik op voorhand al wist dat het niet juist was maar dat ik uit angst niet
anders durfde.
P: We begrijpen u.
G: Ze had het ook al gemerkt
toen ze met mij kwam praten (omdat ze vond dat ik vreemd deed) en zag dat ik…
(twijfelt om het te zeggen) in mijn broek aan het plassen was. Toen wist ze al
hoe laat het was. Maar ik heb zelf niet op de knop gedrukt. Dat heeft die
meneer gedaan. Ik niet. Maar ik had wel de bom aan. Maar die meneer heeft van
op een afstand met een telefoon…
P: Jij moest waarschijnlijk
naar een bepaalde plaats gaan en dan heeft hij van op afstand gedrukt.
G: (Spreekt heel zachtjes met
zijn hoofd omlaag.) Met zijn telefoon. Het spijt mij. Het spijt mij echt!
P: Ik denk dat door je spijt,
je veel vergeven zal worden. Anders had je waarschijnlijk ook niet hier
geweest. Ik zou maar rustig mee gaan met die dame en dan ga je misschien nog
meer dingen begrijpen.
G: Ik ga dat zeker doen.
P: Wij wensen jou nog het
allerbeste!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Goedenavond. Mijn naam is
Johannes.
We hadden nog een aantal zaken die we met jullie wilden
bespreken maar we merken dat het medium daar te moe voor begint te worden. Het belangrijkste
is dat jullie vandaag weer hebben leren inzien hoe belangrijk het is om mensen
niet te beoordelen of veroordelen, zoals bijvoorbeeld dat kind op het laatste.
Wat ook heel belangrijk was, is het feit dat u op een
bepaald moment over engelbewaarders of beschermengelen bent beginnen praten.
Het belangrijke daaraan, is dat u dat te weinig doet! Wanneer u over hen begint
te praten, vestigt u de aandacht van de entiteit op hun aanwezigheid.
Zoals
jullie weten, zijn zij steeds (per twee) aanwezig wanneer u met werk als dit
bezig bent. Dat zij zich links en rechts vlak achter u bevinden. Dus als u in
bepaalde situaties (zoals daarstraks) niet weet wat zeggen, is het op dat
moment van belang hen te vragen heel goed rondom u of rondom de anderen (hier
aanwezig) te kijken en te zien of de beschermengelen zich niet manifesteren.
Want meestal zien entiteiten hen niet totdat u hen er op wijst. Pas dan worden
die beschermengelen voor hen duidelijk zichtbaar.
Dit
geldt voor elke vorm van contact met entiteiten. Of het nu om een séance gaat
of om een zuivering, maakt niet uit. Wat u steeds moet doen, is uw eigen gidsen
(of beschermengelen) daar voor gebruiken. Dat gebeurt nog te weinig. Vestig dus
meer en regelmatiger (wanneer u het zelf niet meer weet) de aandacht van de
entiteit op diegenen die op dat moment bij u zijn en de taak op zich hebben
genomen u te beschermen.
Wij
zullen steeds energetisch optreden zodat zij het gevoel hebben dat er zich een
barrière rondom u bevindt waar zij niet door geraken. Maar het is veel
belangrijker dat zij ook geholpen worden en dat zij ons kunnen zien. Daar zijn
wij (en zij) veel meer mee dan dat wij jullie enkel en alleen energetisch
beschermen. Begrijpt u?
Goed.
Daar gaan we het dan bij laten. Ik ben heel blij dat wij dan toch nog de
essentie van de boodschap heb kunnen meegeven. Probeer vooral niet te veel mee
te gaan in de energie van de entiteiten. Wij weten hoe moeilijk dat is. Maar
probeer vanuit een liefdevol standpunt te kijken naar het feit dat u hen helpt,
wat zij ook hebben ondergaan of gedaan. Het is niet aan ons om te oordelen of
beoordelen.
Bedankt
en nog een goede avond.